Vandaag in de klas van groep 6 gebeurde er iets wat me nog altijd koude rillingen bezorgt. Kleine Lotte, een vrolijk meisje dat normaal niet stil te krijgen is, zat ineens doodstil met een pen in haar mond. Haar gezichtje werd lijkbleek, en ze greep met beide handjes naar haar keel. Ik wist meteen: dit is verstikking.
"Stil allemaal!" riep ik scherp, terwijl ik de klas met één blik tot orde maande. Niemand mocht in paniek raken – dat maakt het alleen maar erger. Snel trok ik de ChokeBuddy uit mijn bureaula, dat simpele maar levensreddende hulpmiddel dat ik daar altijd klaar heb liggen. Eén ferme trek, en de pen vloog eruit. Lotte hoestte, hapte naar adem en barstte toen in huilen uit.
Ik knielde bij haar neer, sloeg een arm om haar heen en zei kalm: "Het is voorbij, lieverd. Je bent veilig. Adem maar rustig in en uit." De klas bleef stil, zoals ik had gezegd, en ik prees ze later om hun discipline. Lotte knuffelde me even, en we praatten erover: hoe gevaarlijk kleine voorwerpen kunnen zijn, vooral als je ermee speelt.
Vanaf dat moment heb ik een ChokeBuddy in élke klas laten neerleggen, en op ouderavonden vertel ik het verhaal. "Luister goed," zeg ik streng tegen de ouders, "kauwgom, pennendoppen, kleine speelgoedjes – die horen niet in een mond. Leer het jullie kinderen: geen geknoei met kleine spullen. En wij leerkrachten zijn voorbereid, maar preventie is key." Mijn leerlingen weten het nu ook: speel veilig, en meld het meteen als er iets misgaat. Zo houden we elkaar veilig – dat is mijn taak, en die neem ik bloedserieus.