#38

Ik reed over de snelweg, mijn jongen van vier lekker achterin met een snoepje in z’n mondje. Gewoon een normale rit, niks aan de hand. Totdat het ineens stil werd. Doodstil. Geen gepruttel, geen gegiechel – niks. Mijn hart sloeg over, ik trapte op de rem en zwenkte naar de vluchtstrook.

Ik sprong uit de auto, rukte het achterportier open en tilde hem eruit. Zijn gezichtje paars, ogen groot van paniek. Ik gaf rugslagen, hard en precies zoals je moet, maar er gebeurde niks. Shit, niet weer. Ik grabbelde in het dashboardkastje naar de ChokeBuddy – die zit er sinds de vorige keren altijd in. Vier keer trekken, met al m’n kracht, en daar vloog dat verdomde snoepje eruit. Hij hapte naar adem, begon te huilen als een malle. Ik ook bijna, man, ik moest me inhouden om niet in te storten.

Dit was al de derde keer. Elke keer hetzelfde verhaal met snoep of wat dan ook. Nu ligt die ChokeBuddy vooraan, onder de stoel, altijd binnen handbereik. Mijn kleine kerel komt niet meer zonder mij in de buurt van dat spul. Ik bescherm hem, koste wat kost.